Robert en zijn Citroën Traction Avant
Ken je dat ook? Je wilt graag iets weten, maar vooralsnog ziet het er naar uit dat je deze informatie niet te pakken krijgt. Veelal komt dat omdat je niet weet waar je de informatie kan halen of omdat de informatiebron niet meer bestaat c.q. de persoon niet meer leeft. Toch kan de werkelijkheid wel eens anders uitpakken. In 2008 gebeurde iets dat ik in mijn stoutste dromen niet had verwacht.
Sinds februari 2002 ben ik de eigenaar van een Citroën Traction Avant van het type 7C met het chassisnummer 075526. Deze Traction Avant heeft de Citroënfabriek op 24 maart 1936 verlaten. Nadat de wagen vele jaren in Frankrijk heeft rondgereden is zij in 1977 naar Nederland gekomen. Tot 2008 wist ik niets over de periode dat de auto in Frankrijk heeft rondgereden. Ook was het mij onbekend wat er tijdens de 2e Wereldoorlog met de wagen is gebeurd. Een gegeven waar ik eigenlijk dacht nooit iets over te weten te komen, ondanks het feit dat ik hier wel heel nieuwsgierig naar was. In 2001 sprak ik in Giethoorn ooit een andere Tractioneigenaar die aan de hand van het Christoffelplaatje in zijn auto in Frankrijk in contact was gekomen met de zuster van de oorspronkelijke eigenaar. Na zijn hele relaas te hebben aangehoord, leefde bij mij de gedachte om op enig moment hetzelfde te proberen. In mijn Traction zit immers ook een Christoffelplaatje.
In 2008 ben ik met mijn Traction Avant naar Breban gereden. Hoezo Breban hoor ik je al zeggen. Nu dat is eenvoudig uit te leggen. Op het rechter dashboardkastje in mijn 7C is namelijk een Christoffelplaatje vastgeschroefd waarop het volgende te lezen staat:“Maurice Guyot, Agriculteur, Breban Marne”. Auto’s (maar ook motoren) waren destijds vaak voorzien van een metalen Christoffelplaatje; de patroonheilige van de reizigers. Het zou dus zo kunnen zijn dat de wagen uit Breban afkomstig is, of iemand (een vorige eigenaar) zou het plaatje slechts uit aardigheid op een later moment hier geplaatst moeten hebben. Met een beetje geluk was dit het Christoffelplaatje van een vorige eigenaar van de 7C. Iets wat voor mij op dat moment nog onduidelijk was.
Breban is een plaatsje in het Franse departement Marne (regio Champagne-Ardennen) en telt nog geen 100 inwoners. In dit departement is het landschap groen en heuvelachtig. Hier vindt men immense velden met graan, koolzaad (prachtig geel in het voorjaar) en vooral ook suikerbieten. De rivier de Marne geeft haar naam aan dit deel van de regio. Het plaatsje maakt deel uit van het arrondissement Vitry-le-François. In het kleine plaatsje staat de kerk Saint Léonard centraal tussen de huizen. Het is een kerk in Romaanse bouwstijl, die gedeeltelijk aan het begin van de 16e eeuw is aangepast bij een reconstructie van de kerk met een schitterend gewelf en een mooie waterpartij. Een opmerkelijk geheel vormen de beeldhouwwerken uit de 14e eeuw.
We verbleven eerst in Châlons-en-Champage. De avond voor vertrek had ik met mijn reisgenoot al besloten om de volgende dag Breban aan te doen en te kijken of er wellicht een spoor van de man op het Christoffelplaatje te vinden zou zijn. Ook twee andere kennissen besloten op vrijdag 2 mei 2008 mee te gaan, ze waren ook nieuwsgierig. Voor mij een goede aanvulling, omdat naast mijn reisgenoot ook één van de twee andere kennissen de Franse taal goed meester is. Dat kon best wel eens van pas komen.
Traction Avant in Breban
De volgende dag begonnen 2 Tractions aan een spannend avontuur. Met een beetje geluk zouden we wellicht een spoor in Breban kunnen vinden. Wat ons te wachten stond liet ik op dat moment maar open; mijn verwachtingspatroon was niet zo groot. In het begin van de middag kwamen we in Breban aan. Het was op dat moment rustig en vooralsnog was niemand op straat te vinden. Zoals veelal gebruikelijk is, staat de kerk in het midden van het Franse dorpje met daarom heen het kerkhof. Het geheel lag ongeveer 2 meter boven het straatniveau. We parkeerden de beide Traction naast het kerkhof. Nadat we uit de Tractions waren gestapt liep ik eerst eens rond om de nabije omgeving van de kerk in mij op te nemen. Vervolgens heb ik het Christoffelplaatje los geschroefd en mijn zak gestoken. Het leek mij slim om dat bij de hand te houden als we dit op een later moment iemand wilde laten zien.
In de tussentijd was mijn reisgenoot al bezig op het kerkhof rond te kijken. Er was een kans dat Maurice Guyot daar begraven zou liggen. Korte tijd later volgde ik Hans. Op het kerkhof was hij al aan de hand van de naam op het Christoffelplaatje alle namen op de zerken aan het bestuderen; ik liep enkele meters achter hem. Ongeveer halverwege het kerkhof werd onze aandacht om één of andere reden getrokken door een fraai graf aan onze linkerzijde. Mijn reisgenoot zei in zijn enthousiasme hardop tegen mij “hier ligt hij”. Op het graf stond inderdaad de naam Maurice Guyot (1900 – 1980) en die van zijn echtgenote Marthe Drouard (1897 – 1981). De geboorte- en sterfdatum van Maurice Guyot zouden gezien de leeftijd van mijn 7C kunnen kloppen. Verder hadden we de naam Guyot nog niet eerder op een grafsteen gelezen. Dit in combinatie met de wetenschap dat Breban een klein plaatsje is, maakte de kans groot dat dit wellicht het graf was van de Maurice Guyot die voorkwam op het Christoffelplaatje. Zekerheid was er echter (nog) niet. Het graf was netjes verzorgd en de verschillende herinneringen op het graf (bordjes met het opschrift ‘regret’) gaven mij de indruk dat hij niet als een kluizenaar was gestorven en er waarschijnlijk nog ergens nabestaanden zouden kunnen zijn. Er was zelfs een geëmailleerd plaatje met een foto op het graf zichtbaar. Nadat ik enkele foto’s van het graf had genomen verlieten we zeer voldaan het kerkhof. Ik was al blij met deze informatie. Naar later bleek was dit pas het begin.
Toen we met z’n allen weer bij de Tractions stonden, kwam er vanuit het begin van de straat een witte bestelbus aangereden. De man die uitstapte vroeg vriendelijk aan ons of we wellicht de binnenkant van de kerk wilde zien. Hij vertelde ons dat de kerk een stukje cultureel erfgoed is. We gaven aan dat dit niet de reden was van ons bezoek aan Breban. Vervolgens liet ik hem het Christoffelplaatje met daarop de naam van Maurice Guyot zien. Het bleek dat we spraken met Bertrand Audebert, de burgemeester van Breban. Hij vertelde ons enthousiast dat de kleinzoon van Maurice in Breban woont op de boerderij, even voorbij de kerk waar we stonden te praten, waar ook zijn grootvader heeft gewoond. Als we zin hadden, wilde hij ons wel introduceren. Hij raadde ons echter af onaangekondigd aan te kloppen. Zo gezegd zo gedaan. De burgemeester ging ons voor en nog geen kwartier later reden we het erf van een boerderij aan de Ruelle de la Maladrie op. Het was een ruim erf met een huis en drie schuren. We parkeerden de beide Tractions naast de grote oude schuur. Het was duidelijk dat het geheel er ooit veel mooier en imposanter uitgezien moet hebben dan nu het geval was. Thans was het in mijn ogen nogal vergane glorie. Bij onze aankomst stond de burgemeester te praten met een man van ongeveer mijn leeftijd.
De ontmoeting
De man waar de burgemeester mee stond te praten bleek de kleinzoon van Maurice te zijn. Hij heet Pascal en is 40 jaar. Na ons te hebben voorgesteld gaf hij aan dat hij wist dat zijn opa toentertijd al een wagen had, maar zelf had hij dat niet (bewust) meegemaakt. Hij herkende de Traction niet. Zijn opa had tot zijn pensionering op deze boerderij gewoond, en is daarna in een kleiner huisje aan een andere kant van Breban gaan wonen en van zijn rust gaan genieten. Het graf met de foto, die we hadden gezien, is inderdaad het graf van zijn opa. Hij kon zich de begrafenis nog herinneren. Naar wij begrepen was Maurice een graag gezien persoon. Gelukkig waren er in ons gezelschap voldoende personen aanwezig die goed Frans spraken, zodat er binnen de kortste keren volop over de Traction Avant en Maurice Guyot werd gesproken.
De burgemeester was zeer enthousiast over onze komst naar Breban en gaf aan dat wij zeker niet weg moesten gaan; hij ging alleen maar zijn fototoestel halen. In de tussentijd spraken wij verder met Pascal. Hij was een beetje gesloten en ik kreeg het idee dat hij nog moest wennen aan het feit dat wij zomaar met de auto van zijn opa op het erf stonden, alwaar de wagen waarschijnlijk zeventig jaar geleden ook had gestaan. We vertelden dat we uit Nederland kwamen en op dit moment met nog vele andere Tractions – vanwege een tour in het departement – in de buurt verbleven. Pascal was de auto aan het bewonderen en ik gaf aan dat hij vanzelfsprekend achter het stuur van de auto mocht plaatsnemen. In de tussentijd zocht ik even naar enkele foto’s van de wagen die ik daarvoor in Amsterdam en omgeving had genomen. Hij nam deze graag in ontvangst tezamen met enkele snuisterijen van de Tour de Bourgeois. Onderwijl kwam zijn zuster uit het huis om enige boodschappen te doen. Ze gaf aan weinig tijd te hebben, zodat we nauwelijks met haar hebben gesproken. Wel heeft ze even samen met haar broer in de Traction Avant gezeten.
Omdat ik op dat moment nog steeds niet zeker wist dat mijn 7C dezelfde Traction Avant is als de wagen van Maurice Guyot vroeg ik aan Pascal of er wellicht nog (familie)foto’s aanwezig zijn waarop de wagen van zijn opa staat. Hij gaf aan dat hij het bestaan van een dergelijke foto niet kende; hij had er in elk geval geen in zijn bezit.
Inmiddels kwam de burgemeester weer terug om vervolgens van ons en de Traction verschillende foto’s te maken. Vrijwel tegelijkertijd verscheen er ook een man van iets oudere leeftijd. Ik schatte de leeftijd van de man ergens halverwege de zeventig. Hij was op het land aan het werk, maar was door de burgemeester gewaarschuwd en naar het erf gekomen waar wij stonden te praten. De huidige burgemeester vertelde ons dat deze man in een vorige ambtsperiode burgemeester van Breban was geweest. Het bleek de oom van Pascal te zijn; een neef van Maurice. De goede man kwam zeer vriendelijk over en begon breeduit te praten. We vertelden hem dat in de Traction een Christoffelplaatje met de naam Maurice Guyot zit. Terwijl we dit vertelde liet ik hem het eerder losgeschroefde plaatje zien. Hij herkende het meteen en ook de wagen zelf in combinatie met het Christoffelplaatje. Dit was de wagen die zijn oom al ruim voor de 2e Wereldoorlog bezat. We waren met stomheid geslagen dat we met iemand spraken die de auto uit eigen waarneming herkende. Het was nu zeker dat we het over dezelfde Maurice Guyot hadden. De man bevestigde dat de Traction op hetzelfde erf stond waar de wagen vroeger ook heeft gestaan. Ik voelde me meteen op een soort van ‘heilige’ grond staan. Hij vertelde spontaan dat hij in 1955 nog met de wagen van zijn oom had gereden. Hij was toen met een paar dames op stap geweest. Terwijl hij dit vertelde verscheen er een vrolijke blik op zijn gezicht en als ik me niet vergis kwam er ook een soort van twinkeling in zijn ogen. Dat kon voor mij niets anders betekenen dan dat hij hier een leuke herinnering aan heeft overgehouden. Omdat ik nieuwsgierig was of Maurice wellicht de eerste eigenaar van de Traction was geweest, vroeg ik aan hem of hij soms wist wanneer de auto was aangeschaft. Daar kon hij helaas geen exact antwoord op geven. Wel wist hij zeker dat zijn oom de Traction al enkele jaren voor 1940 had gekocht, maar of dat in maart 1936 was geweest kon hij niet bevestigen. Maurice was toentertijd dus eigenaar van een moderne automobiel die hij nieuw of als jonge occasion had aangeschaft. Gezien het feit dat men toentertijd niet zo snel een wagen al weer na twee jaar gebruik verkocht, is het aannemelijk dat Maurice wel de eerste eigenaar is geweest, maar zeker weten doe ik dat niet.
Helaas heb ik zelf niet de beschikking over de cart-grise of het oorspronkelijke nummerbord van de wagen zodat ik het daarbij behorende kenteken ook niet weet. Ook kon de neef van Maurice zich het kenteken niet (meer) herinneren, zodat dit feitelijk nog een stukje onopgeloste puzzel is. Omdat de burgemeester steeds enthousiaster werd, zei hij een stukje voor de plaatselijke krant te zullen schrijven met daarin een oproep of er wellicht nog andere inwoners zijn die zich iets over de Traction van Maurice Guyot kunnen herinneren dan wel over een foto beschikken waar de wagen op staat. Met een beetje geluk kan aan de hand hiervan alsnog het kenteken van de wagen bekend worden. Ik bedankte hem hartelijk voor deze toezegging. Al pratend vroeg ik aan de man of hij niet even plaats in de Traction wilde nemen waar hij zoveel jaren geleden ook in had gereden. Hij verontschuldigde zich vriendelijk vanwege zijn werkkleding. Wel wilde hij graag met de Traction op de foto. Dat hebben we natuurlijk gedaan.
Tweede Wereldoorlog
Omdat ik eigenlijk al heel lang zeer nieuwsgierig was wat er met mijn Traction tijdens de 2e Wereldoorlog is gebeurd, was dit het moment om daar naar te vragen. Waarom was de wagen niet door de Duitsers gevorderd? Was zij misschien ergens in een hooiberg diep weggestopt of wellicht gedemonteerd, zodat de Duitsers de wagens niet konden transporteren? Je hoort over andere auto’s verschillende verhalen. Juist hierdoor was ik zeer nieuwsgierig en thans stond ik tegenover de man die deze honger naar informatie kon stillen. Hij vertelde dat zijn oom na het uitbreken van de 2e Wereldoorlog in 1940 met zijn gezin in de Traction naar het veiligere zuiden van Frankrijk is gereden. Deze rit werd met ongeveer 7 andere auto’s uit de omgeving afgelegd. Hij gaf aan dat ze naar het havenstadje Sète aan de Middellandse Zee zijn gereden. Sète ligt op ongeveer 750 km afstand van Breban.
Sète is heden ten dagen een redelijk bekende vissersplaats in het Franse departement Herault (regio Languedoc-Roussillon) en heeft ongeveer 50.000 inwoners. De plaats ligt aan het Étang de Thau, een lagunemeer van de Middellandse Zee. Het is een karakteristiek havenstadje dat bekendheid geniet vanwege het feit dat het Canal du Midi hier uitmondt in de Middellandse Zee.
In de Romeinse tijd was het huidige Sète een Romeins bergeiland dat schuil ging onder de naam Mont Saint Clair. Het eiland werd nauwelijks bewoond, dit ging veranderen toen Lodewijk de XIV besloot dat er voor de kust van Languedoc een nieuwe haven moest komen. Er werd gekozen voor het voormalige eiland als haven vanwege het feit dat dit eiland in zee lag en niet zo snel dreigde te verzanden zoals dat wel het geval was met de overige havens die landinwaarts lagen. In 1673 werd de haven voltooid en raakte het gebied steeds meer bevolkt. De haven werd steeds belangrijker. In de 2e Wereldoorlog werd de haven gedeeltelijk verwoest.
Het gezin Guyot is in Sète gebleven tot de Duitse bezetting achter de rug was. In 1944 kwamen ze met dezelfde Traction naar de boerderij aan de Ruelle de la Maladrie te Breban terug om aldaar het normale leven weer op te pakken.
De wagen is in het bezit van Maurice gebleven totdat hij deze uiteindelijk halverwege de jaren zestig van de vorige eeuw heeft verkocht. Aan wie en wanneer precies kon de neef ons niet vertellen. Omdat Maurice van beroep landbouwer was, vroeg ik mij af of hij zijn Traction zelf onderhield, of dat misschien iemand anders dit voor hem deed. Was er toentertijd wellicht een garage in de buurt die onderhoud aan wagens verzorgde en zo ja, zou het kunnen zijn dat de Traction daar ook was gekocht? De neef wist ons alleen te vertellen dat in het iets noordelijker gelegen plaatsje Saint-Ouen-Domprot aan de Rouelle de la Guillarde, een man woonde die onderhoud aan wagens pleegde en hij meende zich te herinneren dat zijn oom zijn Traction daar weleens naar toe bracht. De naam François Sibangler riep bij de burgemeester enige herkenning op. Hij wist ons te vertellen dat de man die daar woont zich bezig hield met de restauratie van oldtimers en hij wilde met alle plezier zijn telefoonnummer voor ons opzoeken en hem melden dat wij langs wilden komen. Dat leek ons een goed plan. We waren nu toch in de buurt en wie weet kwamen we nog meer te weten.
Alvorens het zover was heb ik Pascal eerst nog uitgenodigd om samen met hem een ritje in de auto van zijn opa te rijden. Hij vond dat leuk, zodat we even later gezamenlijk door de straten van Breban reden. Bij terugkomst op het erf bedankte Pascal mij hartelijk. De anderen stonden nog na te praten. We hebben het telefoonnummer en e-mailadres met de burgemeester uitgewisseld. Hij vertelde mij dat als er meer informatie over de Traction bekend zou worden, hij dat aan mij zal doorgeven. Met die afspraak namen we afscheid van de aardige mensen in Breban en besloten in noordelijke richting verder te rijden. In de tussentijd zou de burgemeester telefonisch contact met François opnemen en melden dat wij er aan kwamen. Voordat we het erf verlieten, heb ik de Traction nog vanuit verschillende posities gefotografeerd. Het gebeurt niet zo vaak dat je Traction op precies dezelfde plaats staat als waar hij 70 jaar geleden ook heeft gestaan.
Aan het einde van het dorp was een mooie strook gras waar we besloten eerst iets te gaan eten en drinken. Met een heerlijk gevoel zijn wij onder een blauwe hemel in de berm gaan picknicken en hebben we met gepaste trots een lekkere fles wijn open getrokken. Er was per slot van rekening best iets te vieren. Wie had dezelfde morgen nog verwacht dat ongeveer dertig jaar geschiedenis over mijn Traction zo op een presenteerblaadje voorgeschoteld zou worden? Het was haast onwerkelijk. Terwijl wij aan het genieten waren, kwam de burgemeester nog even langs met de mededeling dat hij had gebeld en tegen de man in Saint-Ouen-Domprot had gezegd dat wij aan zouden komen. Zou er wellicht nog meer op ons pad komen? We waren met ons vieren zeer nieuwsgierig.
Nog een verrassing
In Saint-Ouen-Domprot moesten we even zoeken naar het juiste adres. Na het gevraagd te hebben stopten we bij een huis met enkele schuren. Naar later bleek waren deze aardig gevuld met oldtimers en oude brommers. Toen ik de man uit zijn huis zag komen, was het eerste wat door mijn hoofd ging; deze man is te jong. Ik schatte zijn leeftijd ergens rond de zestig jaar. Als het dezelfde man zou zijn die de Traction wellicht ergens eind jaren vijftig of begin jaren zestig van de vorige eeuw nog in onderhoud zou hebben gehad, dan had hij mijn inziens ouder moeten zijn. We legden aan hem uit waarom we waren gekomen en of hij de Traction nog herkende. Hij gaf aan dat hij inderdaad de François was die wij zochten en dat hij zo-even door Bertrand Audebert was gebeld. Momenteel hield hij zich nog een beetje bezig met het restaureren van oldtimers. Hij herkende mijn Traction niet. Het was wel heel goed mogelijk dat zijn vader, die hier ook heeft gewoond, de Traction in het verleden heeft onderhouden. Helaas was zijn vader al overleden, zodat navraag niet (meer) mogelijk was. Dit spoor liep hier dus dood.
Het was voor de man duidelijk dat we belangstelling hadden in oude auto’s. Hij liet met gepaste trots zijn gerestaureerde ribbeleend aan ons zien. Maar dat was niet alles, we kregen een volledige rondleiding in zijn schuren. Omdat we met twee Tractions waren gekomen vroeg hij aan ons of wij wellicht belangstelling hadden in een even verderop in het bos achterlaten Traction. We gaven aan hier zeker belangstelling in te hebben.
Zo kon het gebeuren dat we even later met zijn allen in twee Traction iets meer naar het westen reden. Nauwelijks twee kilometer verder troffen we even een stukje van de weg verwijderd in het bos een naoorlogse 11BL met een wieltje aan. De wagen was nog redelijk compleet. Waarschijnlijk omdat deze vanaf de weg niet waarneembaar is. Het was leuk om zelf eens een achtergelaten Traction zo in de ‘wildernis’ te zien. Voordat we de plek weer verlieten heb ik de Traction eerst uitvoerig gefotografeerd en hebben we vervolgens verschillende onderdelen van de wagen afgehaald en meegenomen. Ondanks het feit dat wij in Saint-Ouen-Domprot geen nieuwe informatie over mijn 7C konden achterhalen was dit wel een mooie afsluiting van het geheel. We hadden bij terugkomst in Châlons-en-Champage veel te vertellen.
Alles bij elkaar was dit, met name voor mijzelf, een dag om nooit meer te vergeten. In één keer ben ik vrijwel alles te weten gekomen over de geschiedenis van mijn Traction; ongelofelijk! Op de terugweg naar Châlons-en-Champage kwamen nog wel enkele detailvragen bij mij bovendrijven die ik wellicht ook nog in Breban had kunnen stellen. Ik besloot deze vragen aan het papier toe te vertrouwen en op een later moment nog een keer aan de burgemeester door te spelen. Wie weet komt er toch nog een keer een vervolg.
Schrijver: Robert Radevan.