Openluchtmuseum of autokerkhof?
Ergens tussen Tula en Oryol, u weet wel, ten zuiden van Moskou, ligt dit autokerkhof van Russische oldtimers uit het vervlogen Sovjet-tijdperk. Het ziet er nogal troosteloos uit, maar het heeft ook wel iets moois. Een soort serene rust straalt het uit waarbij je ook zou kunnen denken dat de Russische autootjes opeens starten en wegrijden.
Er staan ruim 300 exemplaren, wat wel iets wegheeft van een openluchtmuseum. Sterker nog: het is een openluchtmuseum. Inmiddels staan deze in het Westen relatief onbekende merken er al tientallen jaren: Volgas, ZAZ’s en Izh-Kombi’s waren nationale schatten van de voormalige Sovjet-Unie.
Tussen de roestige iconen ook een GAZ-M20 Pobeda. Dit model werd geproduceerd vanaf 1946 in de Gorkovsky Avtomobilny Zavod (GAZ) auto-fabriek in de stad Gorky, nu genaamd Nizhny Novgorod. ‘Pobeda’ betekent ‘overwinning’ in het Russisch en verwijst naar de uitkomst van de Tweede Wereldoorlog. Na de oorlog, werden er in totaal 235.997 exemplaren van dit model geproduceerd. De auto werd een symbool van het leven in de naoorlogse Sovjet-Unie.
Er staat ook een Chaika, ook wel GAZ-13 genoemd, onder de Russische bejaarden. ‘Chaika’ is het Russische woord voor meeuw. Het is een zeldzaam model dat vooral gereden werd door de en hogere klasse in de jaren zestig. Dit was de favoriete auto van onder andere oud-leider Nikita Chroesjtsjov. Gewone Sovjetburgers konden geen Chaika aanschaffen, maar dit luxe model kon wel gehuurd worden voor bruiloften. Er werden slechts 3179 Chaika’s geproduceerd, waarmee het model zeer gewild is onder verzamelaars. Dit exemplaar, met een ivoren stuurwiel, staat sinds 1961 op het kerkhof en de lak is behoorlijk afgebladderd. Je zou er bijna een gironummer voor openen om een nationale reddingsactie op touw te zetten.
Toen het Sovjet-imperium in 1991 instortte, besloot eigenaar Krasinet met zijn vrouw te verhuizen naar het platteland en hij begon Russiche modellen te verzamelen. Hij kon ze kopen voor bedragen tussen de 100 en 150 dollar, terwijl ze toch wel meer waard waren dan dat. In de jaren zeventig en tachtig rolden miljoenen voertuigen de fabriekshallen uit in Togliatti, Izhevsk, Gorky, en Zaporizhia.
De Russische auto-industrie begon in 1929, toen Henry Ford ermee instemde om met zijn know-how een fabriek te bouwen in Gorky. In 1946 kregen Sovjet auto-ontwerpers extra kennis uit het Westen, toen grote delen van Opel-fabrieken werden ontmanteld en verplaatst van Duitsland naar Moskou als herstelbetalingen. In de jaren zestig zocht de Sovjet-leiding opnieuw westerse hulp in de vorm van een partnerschip met Fiat in Italië om de productie van de Zhiguli beginnen, een auto die in andere delen van de wereld bekend zou worden als de Lada. Nu is er niets meer over. Geen van deze modellen worden nog gemaakt. Maar Krasinet wil proberen om de geest van die tijd te behouden, inmiddels is hij een echte verzamelaar.
Krasinet heeft nauwelijks geld om zijn collectie te onderhouden en deze wordt blootgesteld aan het extreme weer dat zeker voorkomt in het gebied. Hij zorgt wel dat hij alles wat groeit maait en snoeit omdat de boel anders ook nog eens volledig overwoekerd raakt. Het liefst zou hij zien dat hij wat personeel kon betalen en de oldtimers binnen kon zetten. Tot die tijd blijft dit openlucht museum helaas toch steeds verder afglijden richting een autokerkhof en daarmee gaat een stukje Sovjet-historie verloren.