Futuristisch ontwerp uit de jaren ’30: The Dymaxion
We hebben hier bij klassiekerweb al de nodige concept cars voorbij laten komen waaronder de Ford Maja, de Maserati Boomerang, de Volvo Tundra en de Mercedes-benz C111. Dit keer een Amerikaanse concept car die niet zou misstaan in een science fiction film: de Dymaxion.
Een van de drie exemplaren die bijna een eeuw geleden in de jaren 30 werden gemaakt, het laatste overgebleven originele prototype staat momenteel tentoongesteld in de Hammer Gallery van het Petersen Automotive Museum.
Deze unieke ruimteauto was het geesteskind van de bekende architect, ontwerper, uitvinder en futurist Buckminster Fuller (1895-1983). Deze veelzijdige ontwerper is ook de maker van de geodetische koepel, een structuur die in meerdere gebouwen is toegepast, maar misschien het meest bekend als het middelpunt van het Epcot Center in Florida.
Fuller zag zichzelf als een “comprehensive anticipatory design scientist”—oftewel iemand die vooruit wilde denken over de problemen die mensen in de toekomst zouden kunnen tegenkomen. Zijn missie? Zorgen dat we natuurlijke hulpbronnen efficiënter gebruiken, zodat er genoeg zou zijn voor iedereen op de planeet. Hij was een man die zijn tijd ver vooruit was. En dit bijzondere driewielige voertuig is daar een voorbeeld van. De naam Dymaxion is een samentrekking van Dynamic, Maximum en Tension, bedacht in 1929 door de PR-medewerkers van het warenhuis Marshall Field, waar Fuller zijn model van het 4D-huis presenteerde. Je kunt wel zeggen dat hij een neus had voor catchy namen.
Dat 4D-huis—oftewel het Dymaxion House—was bedoeld als een goedkoop, lichtgewicht huis voor één gezin. Een revolutionair idee, vooral bedacht om veteranen aan betaalbare woningen te helpen. Fuller probeerde zelfs geld in te zamelen om deze prefab huizen op industriële schaal te bouwen. Het was een idee van epische proporties. Architect Norman Foster, die een paar jaar met deze visionair samenwerkte voordat Fuller overleed, vatte het goed samen: “Bucky was een van die zeldzame mensen die je manier van naar de wereld kijken echt veranderde.”
Geïnspireerd door het werk van de Zwitsers-Franse architectuurtheoreticus Le Corbusier, kreeg Fuller het idee voor een gestroomlijnde auto met een eivormig frame. Dit bracht hem op het concept van wat hij “4D-transport” noemde. Hij nam de ovale vormen van Le Corbusier en voegde daar drie wielen aan toe op een triangulair onderstel. Met geld van Anna “Nannie” Biddle, die hij had gevraagd vooral geen vragen te stellen over zijn uitgaven, begon hij aan het prototype. Hij werkte samen met architect Sterling Burgess, die naast auto’s ook briljante ontwerpen voor jachten en vliegtuigen maakte.
Met de eerste 450 dollar van Biddle kocht Fuller een Ford Tudor, die hij meteen leegplunderde voor de motor, het onderstel, het chassis en de versnellingsbak. Het chassis werd vervolgens aangepast met onderdelen van andere auto’s, zoals Studebaker en Chevy. Terwijl het project vorderde, nam Fuller een kleurrijk gezelschap aan vaklieden in dienst: Poolse plaatwerkers, Italiaanse machinebouwers, Scandinavische houtbewerkers, en zelfs voormalige Rolls-Royce koetsbouwers. In 1932 gaf Fuller ook nog de Japanse-Amerikaanse beeldhouwer Isamu Noguchi de opdracht om modellen te maken.
Specificaties
- Motor: V8 (uit een Ford Tudor)
- Vermogen: 85 PK
- Topsnelheid: 145 km/u
Het resultaat was een aerodynamisch, driewielig voertuig van maar liefst 6 meter lang, in de vorm van een zeppelin, met achterwielbesturing en voorwielaandrijving. Fuller noemde het liever geen auto, maar een voertuig voor land en zee. Het had een canvas dak, gelakt aluminium over een houten frame en een Ford V-8 transmissie aan de achterkant. Dit voertuig was ontworpen om efficiëntie te maximaliseren, met ruimte voor een voetbalelftal en een verbruik van zo’n 12 kilometer per liter op alcoholbrandstof, en haalde een topsnelheid van 145 km/u. Het voertuig, dat eruitzag als een dikkopje of een vliegende vis (of volgens Fuller zelf als een vliegtuig dat nog op de grond taxiede), was nooit bedoeld voor massaproductie, maar om te laten zien wat mogelijk was.
Drie prototypes van de Dymaxion
In de daaropvolgende twee jaar werden er nog twee prototypes gebouwd. Prototype III werd in de jaren vijftig gesloopt voor schroot, maar Prototype II bestaat nog steeds en is dus te bewonderen in het Petersen Automotive Museum. Hoewel dat bijna niet was gebeurd, want het prototype was jarenlang zoek tot het in 1968 door studenten werktuigbouwkunde van de Arizona State University op een boerderij werd teruggevonden. De eigenaar gebruikte het voertuig als kippenhok! De studenten kochten het wijselijk voor 3000 dollar.
De Dymaxion is zo’n auto die je echt moet zien om te geloven; een voertuig met meer historische waarde dan je op het eerste gezicht zou denken, en een auto die in andere vormen voortleeft. Zoals Foster zei: “De Dymaxion heeft de architectuur een belangrijke filosofie gegeven: duurzaamheid, technologie en mensgericht ontwerp.” Als je er naast staat tijdens je bezoek, stel je dan eens voor wat er had kunnen gebeuren als het voertuig daadwerkelijk in productie was genomen en Fuller’s visie had waargemaakt.
In 1933 verscheen de auto in Shelter, een architectuurtijdschrift dat Fuller had gekocht en waarin hij zichzelf tot hoofdredacteur benoemde. Uiteindelijk werd de Dymaxion onthuld op de Wereldtentoonstelling in Chicago, maar helaas raakte hij beschadigd in een tragisch ongeluk toen een andere auto er te dicht bij reed op Lake Shore Drive. Terwijl de auto werd hersteld, vatte hij ook nog eens vlam. Misschien mocht het gewoon niet zo zijn dat dit bijzondere voertuig een kans op succes mocht krijgen.