MENU

Plymouth Roadrunner

De Plymouth Roadrunner werd gedurende 12 jaar gebouwd door de Plymouth afdeling van Chrysler tussen 1968 en 1980. Vanaf 1968 waren de originele muscle cars niet langer de relatief goedkope, snelle wagens maar leverbaar met een grote diversiteit aan opties. Plymouth had al de GTX als performance auto maar wilde een tweede muscle car die in staat was om binnen 14 seconden de kwart mijl af te leggen en onder de 3000 dollar zou kosten. Dit werd de iconische Road Runner die in verkoopaantallen de GTX ruim zou gaan overtreffen.

 

plymouth roadrunner 1968

Plymouth Roadrunner uit 1968

 

Plymouth betaalde 50.000 dollar aan Warner Bros. om de naam en de gelijkenis van hun Road Runner stripfiguur te mogen gebruiken evenals de bekende “beep, beep” claxon, waarvoor het merk 10.000 dollar betaalde om het te ontwikkelen. Dit, in combinatie met het b-platform van Chrysler vormde de basis voor de back to basic muscle car die Plymouth voor ogen had. Het model werd gebouwd op prestatie en handling en alles wat hier niet aan bijdroeg, werd weggelaten. Het interieur was spartaans met een basis vinyl zitbank en had zelfs geen vloerbedekking in de eerste modellen. De Road Runner van 1968-1970 was gebaseerd op de Belvedere, terwijl de GTX was gebaseerd op de Sport Satellite, een auto met een hoger niveau van afwerking en kleine verschillen in de roosters en achterlichten.

 

plymouth roadrunner 1968

Plymouth Roadrunner uit 1968

 

Krachtbronnen van de Plymouth Roadrunner

De standaard motor was een exclusieve 6,3 liter Roadrunner V8 met een vermogen van 335 PK. Voor een aardige meerprijs werd er een 426 CID Hemi in de Roadrunner gelepeld die 425 leverde en een koppel van 664 Nm. In combinatie met een laag gewicht, kon de 6-passagier Road Runner de kwart mijl in 13,5 seconden afleggen. Het model had de combinatie van een van de beste motoren en een van de beste platform uit muscle car tijdperk. Standaard werd de Roadrunner bediend met een handmatige vierbak, een automaat was optioneel. Plymouth verwachtte in 1968 20.000 exemplaren van de Roadrunner te verkopen, dit werden er ruim twee keer zoveel, waarmee het de op twee na best verkochte muscle car werd na de Pontiac GTO en de Chevrolet SS-396 Chevelle. Al snel kwam Dodge, na het zien van het verkoopsucces van de Roadrunner, met een concurrent in de vorm van de Super Bee.

 

Het 1969-model behield dezelfde fundamentele look, maar kreeg wel enkele kleine wijzigingen, zoals andere achterlichten en grille, zijmarkeringslichten, optionele kuipstoelen en nieuwe Road Runner markeringen. Het model kreeg ook een cabrio-versie waarvan er in 1969 2128 werden gebouwd. De cabrio-versies kregen de 383 motor, behalve tien exemplaren die werden uitgerust met de 426ci Hemi. Een interessante optie was de Air Grabber. Dit was een glasvezel luchtkanaal dat aan de onderkant van de motorkap werd gemonteerd. De motorkap had een “Air Grabber” sticker op de voorkant. Wanneer de kap gesloten was, lag er een rubberen afdichting over het grote ovale luchtfilter. Een sticker met Wile E. Coyote “Coyote Duster” prijkte op het luchtfilter deksel. De Air Grabber geleide lucht rechtstreeks in de motor. De openingen in de kap konden worden geopend en gesloten via een hendel onder het dashboard.

 

plymouth roadrunner air grabber

Air grabber

 

De (A12) 4,4 liter motor optie met drie Holley 2 barrel carburateurs werd aan de line-up toegevoegd halverwege 1969. De 440 motor leverde 390 PK had hetzelfde koppel als de Hemi maar op een lager toerental. Dit maakte de Plymouth een felle concurrent van Dodge op de drag strip.

 

In 1970 werden de voor- en achterzijde vernieuwd. Updates omvatten een nieuwe grille, een stoffen en vinyl bank, nieuwe motorkap, nieuwe voorspatborden en zijpanelen en nieuwe schijfremmen. Daarnaast werd het ontwerp en de functionaliteit van de optionele Air Grabber veranderd om zowel de efficiëntie als de “intimidatie factor” te verhogen. Een schakelaar onder het dashboard bediende een vacuüm servo die langzaam de naar voren gerichte grabber omhoog liet komen en daarbij de haai-achtige tanden aan beide zijden liet zien.

 

Het model kreeg opvallende kleuren, met namen als “In-Violet”, “Moulin Rouge”, en “Vitamin C”. De 1970 Road Runner en GTX bleven aantrekkelijke en populaire auto’s. De motor line-up bleef ongewijzigd en 1970 was het tweede en laatste jaar van dat de cabrio versie van de Road Runner werd gebouwd, dit werden uiteindelijk 834 exemplaren. De relatief populaire 440 Six Barrel werd verbannen naar de optie-status voor 1970. De 1969 “M” Code Edelbrock aluminium luchtinlaat werd vervangen door een in de fabriek geproduceerd gietijzeren exemplaar. Enkele vroege auto’s kregen nog de overgebleven aluminium Edelbrock luchtinlaten.

 

De verkoop van de Road Runner daalde in 1970 met meer dan 50 procent ten opzichte van het voorgaande jaar tot ongeveer 41.000 exemplaren. Deze dalende verkoop was het gevolg van aangepaste verzekeringspremies voor high-performance auto’s. Plymouth introduceerde als antwoord op deze regels een andere muscle car: de compacte Duster 340, die werd aangedreven door een 275 PK sterke V8.

 

Roadrunner Super Bird

In de harde concurrentie van de 1969 NASCAR races, liet Chrysler eerst de Dodge Charger 500 met aerodynamische verbeteringen het werk doen. Later in het seizoen kwam Dodge met de Dodge Charger Daytona. De Daytona had een verhoogde spoiler en een aerodynamische neuskegel. Zeker de Charger 500, maar ook de Daytona hadden beiden moeite om de fastback Ford Torino Talladega en Mercury Cyclone Spoiler II te kunnen verslaan in 1969. Ontevreden met de prestaties van de 1968 Road Runner, had Petty Techniek Chrysler managers gevraagd om de 1969 Dodge Charger 500’s en Charger Daytona’s voor het seizoen 1969. De Chrysler managers vonden echter dat ze een Plymouth team waren en geen Dodge team. Dit was reden voor de Petty’s om met Ford in zee te gaan en Richard Petty en Petty engineering wonnen 10 races in 1969 en werden tweede in het NASCAR puntenkampioenschap.

 

plymouth road runner superbird

Plymouth roadrunner superbird

 

plymouth roadrunner superbird claxon

Met zo’n claxon moet je wel toeteren!

 

plymouth roadrunner superbird interieur

interieur van de RoadRunner Superbird

 

Nascar competitie

Om aan de NASCAR homologatie regels te voldoen en om Petty Engineering terug naar Chrysler te brengen, werd besloten dat Plymouth zijn eigen versie van Dodge’s gevleugelde wonder voor de 1970 NASCAR seizoen zou krijgen. Hoewel het model spectaculair was op de baan, was de respons van de consument lauw. Voor een aantal dealers was dit reden om de enorme vleugel en de neus te verwijderen, waardoor ze meer als normale Road Runners konden worden verkocht. De Hemi versie sprintte naar de 100 km/u in 5,5 seconden en legde de kwartmijl af in 14,3 seconden. Hoewel de Superbird er wel op leek, was het eigenlijk een heel andere auto dan de Daytona. De Superbird was gebaseerd op de Plymouth Road Runner en de neus, platform, en het plaatwerk waren anders. De Superbird gebruikte de voorste spatborden en een aangepaste kap van een jaren zeventig Dodge Coronet. De speciale neus 19-inch was iets korter dan bij de Daytona en de kofferbak spoiler was hoekiger en hoger. Op beide modellen was deze spoiler bijna twee meter hoog. Hoewel het op op de openbare weg behoorlijk opvallend was, had de vleugel niet echt een functie bij normale snelheden en was het bedoeld om bij races de achterwielen op de grond te houden boven de 240 km/u.

 

1970 Plymouth Road Runner Superbird Start Up, Exhaust, and In Depth Review

Lekker Amerikaanse review, maar wel uitgebreid

 

NASCAR vereisten stelden dat er slechts 500 exemplaren hoefden te worden gebouwd in 1969, maar in 1970 werd dit veranderd en moest een fabrikant één exemplaar per dealer bouwen. Plymouth bouwde een totaal van 1935 Super Birds. Super Birds waren leverbaar met drie verschillende motoren. Het meest populair was de basis Super Commando 440 V8 met een enkele vier barrel carburateur en een vermogen van 375 PK. Next up was de 440 Six Barrel met 390 PK. Op de top, en in opdracht van slechts 135 kopers, was de machtige 426 Hemi leverbaar met maar liefst 425 PK. Ondanks het succes van de Super Bird op de racetrack, zou het model alleen in 1970 worden gebouwd.

 

Tweede generatie Roadrunner (1971-1974)

In 1971 werd de coupe carrosserie volledig veranderd naar een meer afgerond “romp”-ontwerp in overeenstemming met de op dat moment geldende Chrysler styling trends, waaronder een sterk hellende voorruit, verborgen kap, en diep liggende grille en koplampen. Er werd niet langer een cabrio-versie geleverd. Het interieur kon worden besteld met 6-voudig elektrisch lederen zetels, dik hoogpolig tapijt en extra geluidsisolatie. De totale lengte was toegenomen, maar de wielbasis werd een centimeter ingekort. Er werden ook aanpassingen gedaan aan het vermogen van de verschillende motorblokken. De aerodynamica werd sterk verbeterd ten opzichte van de eerste generatie Road Runners, wat resulteerde in sterk verbeterde handling bij hoge snelheden.

 

Het 1972-model was bijna identiek aan zijn voorganger met een paar kleine wijzigingen. Grille, achterlichten en zijmarkeringslichten werden aangepast. De optionele bumper beschermers kregen een rubberen strip rond de achterlichten en een rubberen strip onder de grille. De grote verschillen zaten hem in de afwerking en opties voor de auto. Alle motoren werden getroffen door een daling van de compressie ratio’s om het gebruik van laaglood en loodvrije benzine mogelijk te maken om zo aan de emissienormen te voldoen. De 280 PK sterke 440 motor was de basis voor het “GTX” -pakket (de GTX was inmiddels niet langer leverbaar als een apart model) beschikbaar op Road Runners van 1972 tot 1974. Ook voor 1972 daalden de vermogens op alle motoren op papier als gevolg van het nieuwe SAE netto-meetsysteem. De beroemde 426 Hemi-motor werd in 1972 niet langer gebouwd.

 

De 1973-1974 modellen kregen volledig nieuw plaatwerk en hadden meer conventionele styling en wijzigingen aan de achterzijde die veel leken op de vierdeurs modellen. De restyling zorgde voor een stijging in de verkopen van 40% ten opzichte van de 1972-modellen. Bij het testen werden 1/4 mijl tijden om dicht bij de 16s, had topsnelheden gedaald tot nauwelijks meer dan 125 mph (201 km / h), en de auto steeds verder weg van de status “musclecar”. De basismotor voor de 1973-1974 modellen hadden naar beneden om Chrysler workaday 318 CID V8 gedaald, maar uitgerust met dubbele uitlaten, die het vermogen tot 170 pk (127 kW) gestoten. Na 1972 werden er geen 440 met vier-snelheid handmatige auto’s gebouwd. De 400 was het grootste motor Plymouth aangeboden met vier snelheden, die ook kan worden gehouden met 340 (1973) en 360 (1974) motoren. De 318 is uitgerust met een drie versnellingsbak standaard (hoewel zeer weinig werden gebouwd), en de TorqueFlite als een optie. De 440 was nog steeds beschikbaar voor 1973 en 1974, maar alleen gekoppeld aan de 727 TorqueFlite automatisch.

 

Derde Generatie (1975)

Het 1975-model was gebaseerd op de onlangs vernieuwde, meer formele uitziende B-body die de Fury werd genoemd. De Road Runner kwam met een black-out grille en een speciale striping om het te onderscheiden van de Fury, evenals een zware vering. Ook nu was de 318 de standaard motor, maar het kreeg nu gewoon een enkele uitlaat en leverde 145 PK. Er waren aardig wat motoropties beschikbaar die opliepen tot 235 PK. Ook de politie zou gaan rijden in plymouth Road Runner modellen. Hoewel de naam van de auto waar de Road Runner op gebaseerd was veranderd van Belvedere naar Satellite naar Fury, bleef de Road Runner een B-body model tot 1975.

 

1975 model van de road runner

Road Runner uit 1975

 

1976-1980: F-body Trim Package voor de Road Runner

In 1976 werd de naam Road Runner gebruikt voor het tweedeurs model van de vervanger van de compacte A-body Valiant/Duster serie. Deze auto, gebaseerd op het nieuwe F-platform zou bekend worden als de “Volare”. De nieuwe Road Runner was weinig meer dan een optiepakket met eigen graphics waarbij onder andere de vering werd geleend van de politie pakketten. De Road Runner werd voortgezet als onderdeel van de Volare lijn tot het model in 1980 werd beëindigd.




Garages en specialisten


Clubs, fora en verenigingen


Ook interessant