Plymouth
Plymouth was een Amerikaans automerk dat in 1928 werd opgericht door Chrysler. Plymouth was bedacht als een goedkoop model van Chrysler maar werd later een eigen merk. Ook in 1928 richtte Chrysler het merk DeSoto op voor de middenklasse en werd Dodge overgenomen dat net boven DeSoto kwam te staan. Chrysler gold als het luxemerk.
Geschiedenis van Plymouth
Plymouth werd in het leven geroepen door Chrysler, dat zelf in 1925 was opgericht, als het goedkope merk van het nieuwe concern. Het model van Maxwell, dat mee was opgegaan in Chrysler, werd in 1926 gefacelift en gelanceerd als goedkope Chrysler. In 1928 werd dat model weer gefacelift en dit keer uitgebracht als Plymouth. Het nieuwe merk werd geïntroduceerd op 7 juli 1928 nadat de eerste Plymouth al op 11 januari gebouwd was. Chrysler ging daarmee de concurrentie aan met Ford en General Motors’ Chevrolet. Gedurende haar bestaan was Plymouth meestal nummer drie qua verkopen. Plymouth was iets duurder dan de concurrenten maar de auto’s waren meestal beter uitgerust met innoverende zaken zoals hydraulische remmen.
Een paar jaar na de introductie van Plymouth begon de Grote Depressie. In deze periode van economische rampspoed wonnen goedkope auto’s veel aan populariteit en werd Plymouth een belangrijk merk voor Chrysler. Plymouth was ook één van de weinige Amerikaanse automerken dat tijdens die periode haar verkopen zag stijgen. Samen met Dodge zorgde Plymouth ervoor dat Chrysler de jaren dertig wist te overleven. Met DeSoto en Chrysler zelf ging het toen immers allesbehalve goed. Het was al in 1931 dat Plymouth de nummer drie op de Amerikaanse markt werd. In de jaren 1940 werd het merk zelfs even de nummer twee.
Na de Tweede Wereldoorlog
Na de Tweede Wereldoorlog, waarin Plymouth’s productie enkele jaren had stilgelegen, groeide de economie explosief en ontstond een enorme vraag naar auto’s. Chrysler’s autodivisies waren in wanbeheer geraakt waarbij de merken niet alleen met andere autobouwers concurreerden maar ook met elkaar. Daarnaast waren alle modellen van het verouderde vooroorlogse type. Het was enkel dankzij de grote vraag dat Chrysler het einde van de jaren veertig wist te halen. Ook tijdens de Koreaanse Oorlog begin jaren vijftig, bleven grondstoffen schaars. Om staal te sparen werd minder plaatstaal gebruikt om een Plymouth te bouwen. Dit gold ook voor Chrysler andere merken. Chrysler’s raad van bestuur besliste ook dat Plymouth’s productie het eerst zou worden stil gelegd wanneer de grondstoffen te schaars zouden worden. Ondanks alle problemen bleef Plymouth de op twee na grootste in de VS, op de hielen gezeten door Buick.
Toen de Koreaanse Oorlog in 1953 eindigde aan de onderhandelingstafel kwam er ook een einde aan het schaarsteprobleem. Ford wilde opnieuw de grootste autobouwer van de VS worden en begon een prijzenoorlog. Toenmalig nummer één Chevrolet volgde. Om te kunnen volgen, moest Plymouth meer gaan produceren. De fabrieken draaiden op overcapaciteit met zo’n 20.000 exemplaren per week. Ford bouwde ter vergelijking 26.000 stuks per week, en Chevrolet 37.500. Die overproductie ging echter zoals zo vaak ten koste van de kwaliteit.
Eén en ander leidde ertoe dat 1954 een rampjaar werd voor Plymouth. De verkoop viel terug met 40%, de productie met 60%, en de derde plaats in de VS werd verloren aan Buick. Plymouth werd vijfde, nog na Oldsmobile. Daarbij lagen ook nog eens twee assemblagefabrieken in het begin van het jaar een week stil door een staking. Ondertussen ging ook de prijzenoorlog door. De grote drie dumpten hun auto’s gewoon bij de dealers en uiteindelijk moest zelfs het Amerikaanse congres ertussen komen. Vele onafhankelijke autobouwers, zoals Nash, Packard en Studebaker, konden de situatie niet aan en verdwenen.
In 1955 brachten de meeste autobouwers in de VS hun gloednieuwe modellen uit. Voor sommige waren het de eerste in tien jaar. De nieuwe lijnen van Chrysler – met Plymouth – waren getekend door Virgil Exner die in 1953 was aangenomen en hadden diens Forward Look-stijl gekregen. 1955 werd een recordjaar met een onstuitbare vraag naar auto’s. Exner kwam al snel aan het hoofd van de ontwerpafdeling te staan. Hij schrapte al het werk voor modeljaar 1957 en ging meteen aan het werk voor modeljaar 1960. De modellen werden gefacelift voor 1956 en de verwachtingen waren hoog gespannen. De verkoop liep echter sterk achteruit waardoor 1956 een teleurstellend jaar werd. De productie was met 20% gedaald. Wel succesvol dat jaar was de nieuwe gelimiteerde Plymouth Fury.
In 1957 werkten de ontwerpen van Virgil Exner weer uitstekend en boekte Plymouth opnieuw een topjaar. Er werden meer dan 726.000 exemplaren verkocht, zelfs meer dan in 1955. Doch begonnen dat jaar kwaliteitsproblemen op te duiken. De modellen waren te snel ontwikkeld met lekkage- en roestproblemen, afschilferende lak, trillingen en andere problemen tot gevolg. Plymouth was opnieuw de nummer drie in de VS geworden qua productiecijfers. Voor 1958 werden de Plymouth’s opnieuw gefacelift en snel op de assemblagelijn geduwd. Weer werd het merk geplaagd door kwaliteitsproblemen. De verkoop daalde met maar liefst 41% tegenover het voorgaande jaar. 1959 Bracht een nieuwe face-lift en was verder ongeveer hetzelfde als 1958.
Naast de niet aflatende kwaliteitsproblemen verscheen er ook een nieuw probleem. De prijzen van Chrysler’s vier merken kwamen steeds dichter bij elkaar te liggen. Dit betekende onder andere dat een klant een hoger gepositioneerde Chrysler kon krijgen die maar een fractie meer kostte dan een DeSoto. Die laatste ging begrijpelijk achteruit en zou in 1961 van het toneel verdwijnen. De marketingchaos bij Chrysler zorgde ook bij Plymouth voor problemen. Een klant kon immers voor een kleine meerprijs een grotere Dodge kopen. In 1960 introduceerde Chrysler ook het nieuwe merk Valiant dat een compacte op de Europese auto gericht model moest worden. Een jaar later verdween Valiant al en werd het model de Plymouth Valiant. Plymouth’s verkopen bleven immers aanhoudend achteruitgaan – onder de 400.000 stuks in 1961 – en de Valiant moest de cijfers weer opkrikken.
Daar waar Plymouth eind jaren vijftig aan het voorfront van het design had gestaan, konden de modellen van begin jaren zestig het publiek niet bekoren. Als gevolg smolt het marktaandeel weg als sneeuw voor de zon. Plymouth kwam in een dal terecht waar het dit keer niet meer uit zou komen.
De meer traditioneel getekende modellen voor 1965 trokken weer een groter publiek aan. Medio 1966 verscheen de Barracuda. In 1971 en 1974 stond Plymouth zelfs weer op de derde plek in de Amerikaanse verkooplijsten. Dit was vooral te danken aan de compacte Valiant en Duster. Eind jaren zeventig stond Chrysler aan de rand van de financiële afgrond en daarvan werd Plymouth het grootste slachtoffer. Marketingbeslissingen dunden het gamma uit tot slechts enkele modellen. In 1979 verkocht Plymouth nog slechts twee eigen modellen; De Volare en de Horizon. Daarnaast verkocht het enkel geïmporteerde Mitsubishi’s die een Plymouth-embleem opgeplakt kregen. In de jaren tachtig waren de ergste problemen van Chrysler voorbij, maar Plymouth’s gamma bleef onvolledig. Chrysler’s nieuwste succesproduct, de minivan, werd naast de Dodge Caravan ook als Plymouth Voyager verkocht.
Eind jaren negentig was Plymouth’s productgamma nog verder uitgedund tot slechts vier modellen. De Breeze, de Voyager, de Neon en de Prowler. Daarvan was slechts de Prowler uniek voor Plymouth. De Plymouth Breeze was een kopie van de Chrysler Stratus, de Neon en de Voyager hadden ook broers bij Chrysler, die dezelfde naam droegen.
Nadat het merk Eagle was stopgezet in 1998 plande Chrysler een uitbreiding van Plymouth’s gamma met enkele eigen modellen. Het eerste daarvan was de retro Prowler geweest. Oorspronkelijk was ook de PT Cruiser voor Plymouth bestemd geweest. De Prowler en de PT Cruiser waren gelijkaardig qua stijl en toonden aan dat Chrysler van Plymouth een retromerk wilde maken. De fusie van de Chrysler Corporation met Daimler-Benz in 1998 zorgde echter voor het uiteindelijke einde van Plymouth. Omdat Plymouth slechts één uniek model had besloot DaimlerChrysler het merk niet verder te laten voortbestaan. In 2000 stopte de productie van de Breeze, de Prowler en de Voyager. In 2001 werd besloten nog 2001 Neons te maken, waarna het merk van de markt verdween. De Neon uit 2000 was Plymouth’s laatste model en de PT Cruiser werd uiteindelijk gelanceerd als een Chrysler. Ook de Prowler en de Voyager gingen naar Chrysler.
Garages en specialisten
- Hier kan uw bedrijf staan
- Stalling Bollenstreek - Voorhoutspecialist
- Stoffeerderij C. van Straaten en Zn. - Woerdenspecialist
- Tony de Bruijn bekledingen - Roosendaalspecialist
Clubs, fora en verenigingen
- 40’s & 50’s American Cars Enthusiasts
- Amerikaanse Automobiel Club
- Koninklijke Nederlandse Automobiel Club
- Mopar.nl
- Oldtimer en Classic Car Club Heel
- Sunday Cruisers
- Veenendaalse Oldtimer Club
- Vlaamse Vehikel Klub